Deelvraag 1: Wat houdt operante conditionering in

Soorten gedrag

Er bestaan twee soorten gedrag: respondent gedrag en operant gedrag.

Respondent gedrag is gedrag dat voortkomt uit een prikkel of een automatische reactie is op een prikkel. Je hebt daar dus helemaal geen controle over. Bij conditionering is er een relatie tussen een stimulus (prikkel) en een reactie. Een stimulus is een gebeurtenis of situatie die een reactie uitlokt. Als iemand met een fel licht in je ogen schijnt, dan ga je knipperen met je ogen. Dit is een onwillekeurige, onvrijwillige, automatische reactie (respons) op een stimulus. Je hebt er geen controle over: dit wordt respondent gedrag genoemd.

Operant gedrag is daarentegen gedrag waar je wel controle over hebt. Dit is een vrijwillige handeling. Operant conditioneren gaat ervan uit dat gedrag geleerd kan worden door beloningen en bestraffingen van eerder vertoond gedrag.



De geschiedenis van operante conditionering

E.L. Thorndike is de feitelijke ontdekker van operante conditionering. Een van de belangrijkste leerpsychologen die na E.L. Thorndike de operante conditionering heeft bestudeerd is Burrhus F. Skinner. Skinner was een Amerikaanse psycholoog die experimenten deed met dieren. Bekend is bijvoorbeeld zijn onderzoek met ratten. Hij liet ratten in een kooi met daarin een bepaalde hendel. Wanneer de ratten op de hendel drukten, werden ze beloond in de vorm van voedsel. Al snel leerden de ratten dat ze zo zelf invloed konden uitoefenen op de hoeveelheid voedsel die ze kregen en nam het drukken op de hendel aanmerkelijk toe.


De werking van operante conditionering

Om gedrag te leren moet op bepaald gedrag direct een reactie plaatsvinden. Wanneer gedrag direct gevolgd wordt door een bestraffing of beloning, zal na meerdere keren herhaling een link worden gelegd tussen het gedrag en de beloning of bestraffing. Als er dus op deze manier gehandeld wordt zal een mens of dier in de toekomst hun gedrag aanpassen.

Er zijn twee soorten beloningen, ook wel bevestigers genoemd. Bevestigers zijn dus situaties of gebeurtenissen die een bepaald gedrag versterken. Ze zorgen ervoor dat dit gedrag toeneemt. De twee soorten bevestigers zijn:
 - Positieve bevestigers: Je kunt positief gedrag bevestigen door het gedrag te belonen met een positief effect.
- Negatieve bevestigers: Je kunt positief gedrag ook bevestigen door het gedrag te belonen met het uitblijven van een negatief effect.

Straf zorgt er dus voor dat gedrag afneemt. Er zijn ook twee soorten straffers:
- Positieve straffers: Je kunt negatief gedrag bestraffen door ervoor te zorgen dat het gedrag een negatief effect heeft.
- Negatieve straffers: Je kunt negatief gedrag ook bestraffen door het uitblijven van een positief effect.

Van zowel de bevestigers als de straffers is dus een positieve en een negatieve variant. Met positief wordt bedoeld dat een prikkel wordt toegediend en met negatief bedoelt men dat een prikkel wordt weggenomen of uitblijft. De termen positief en negatief zeggen in dit geval dus niks over de betekenis van de beloning of straf voor het dier. Positief betekent dus niet “prettig”. Het toedienen van een shock is voor een dier bijvoorbeeld totaal niet prettig, maar wordt toch positief genoemd omdat er sprake is van toediening.

Om te conditioneren moeten er dus bevestigers worden gegeven. Dit kan op twee manieren:
- Continue: Elke keer dat een dier bepaald gedrag vertoont wordt de bevestiger gebruikt. Door continue te conditioneren wordt het gedrag snel geleerd.
- Partieel: Soms volgt op een bepaald gedrag wel een bevestiger en andere keren volgt er geen bevestiger. Door maar af en toe bevestigers te gebruiken wordt het gedrag minder snel aangeleerd.


Operante conditionering in het dagelijks leven

Operante conditionering wordt in het dagelijks leven zowel bij mensen als bij dieren toegepast. Bij operante conditionering bij de mens kun je denken aan ouders die hun kind opvoeden. Wanneer ze hun kind willen leren wat wel mag en wat niet mag zullen ze ook gebruik maken van ‘’bevestigers en straffers’’. Het naar de kamer sturen is een voorbeeld van een veel voorkomende straffer. Bij bevestigers kun je bijvoorbeeld denken aan het geven van complimenten.
Bij dieren komt operante conditionering ook erg veel voor. Bij zo’n beetje elk dier is het mogelijk om operante conditionering toe te passen. Denk bijvoorbeeld aan het opvoeden van een pup. Deze moet leren (door middel van bevestigers en straffers) dat hij bepaalde dingen niet mag doen en omgekeerd dat andere dingen juist goed zijn.



Operante conditionering met betrekking tot ons rattenonderzoek

Tijdens onze experimenten zullen wij gebruik maken van operante conditionering. Wanneer de ratten het gewenste gedrag uitvoeren zullen zij een beloning krijgen in de vorm van een snoepje. Dit is dus de positieve bevestiger; het positieve gedrag wordt bevestigt door het gedrag te belonen met een positief effect. Wanneer de ratten niet het gewenste gedrag uitvoeren zullen zij deze beloning niet krijgen. Dit is de negatieve straffer; het negatieve gedrag wordt bestraft door het uitblijven van een positief effect. De bevestigers worden bij onze experimenten dus continue gegeven. Continue bevestigen staat namelijk voor sneller aanleren van gedrag dan partieel bevestigen.


Bij operante conditionering staat herhaling ook centraal. Daarom zullen wij onze experimenten meerder keren uitvoeren. Op deze manier maken wij dus gebruik van alle aspecten van operante conditionering.